Eerder gepubliceerd

Wij hebben deze nieuwsbrief zo zorgvuldig mogelijk samengesteld. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor onjuiste of onvolledige informatie. Niets uit deze uitgave mag zonder onze toestemming worden overgenomen.


Gepubliceerd januari 2022: Nieuwsbrief 2022



1.        Werkelijke tarieven inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2022, die u niet op belastingdienst.nl vindt!

 

 

Werkelijke tarieven en schijven Inkomstenbelasting 2022

Als je de opbouw en afbouw effecten van de heffingskortingen omzet naar werkelijke tarieven dan zijn de echte inkomensschijven als volgt:

 


voor inkomen uit arbeid, niet AOW gerechtigde, zonder kinderen beneden de 12 jaar:

 

Schijf 1: 0% t/m €8.835


Schijf 2: 32,529% vanaf € 8.836 t/m € 10.351


Schijf 3: 8,609% vanaf € 10.352 t/m € 21.317.


Schijf 4: 14,586% vanaf € 21.317 t/m € 22.357


Schijf 5: 40,437% vanaf € 22.358 t/m € 36.650


Schijf 6: 48,907% vanaf € 36.650 t/m € 69.368


Schijf 7: 55,360% vanaf € 69.369 t/m € 109.347


Schijf 8: 49,50% vanaf € 109.348


 

voor uitkeringen, en ander inkomen niet uit arbeid, voor niet AOW gerechtigden:

 

Schijf 1: 0% t/m €7.753


Schijf 2: 37,07% vanaf € 7.754 t/m € 21.317


Schijf 3: 43,047% vanaf € 21.318 t/m € 69.398


Schijf 4: 49,50% vanaf € 69.399



 

2.        Extra betaald verlof bij geboorte voor werknemers, uit IACK (heffingskorting) betaald.

 

Van de 26 weken ouderschapsverlof, wordt vanaf 2 augustus 2022, 9 weken, deels, (50% tot 50% maximum dagloon) betaald door het UWV. Voorwaarde: dit verlof wordt opgenomen in het eerste levensjaar van het kind. Dit extraatje wordt door de ouders zelf gefinancierd, want de heffingskorting IACK wordt hiervoor met € 318 verminderd. (Inkomens afhankelijke combinatiekorting, voor minstverdienende, met kind onder 12 jaar).

 

Verlofrechten werknemers bij geboorte kind:

- Moeder: 6 weken zwangerschapsverlof en minstens 10 weken bevallingsverlof (100% betaald) totaal minstens 16 weken verlof. Daarnaast recht op 26 weken ouderschapsverlof, waarvan mogelijk 9 (deels) betaald.

- Partner. 5 werkdagen direct na de geboorte van kind (100% betaald), 5 weken verlof in de eerste zes maanden van het kind. (70%, tot 70% maximum dagloon betaald). Daarnaast recht op 26 weken ouderschapsverlof, waarvan mogelijk 9 (deels) betaald.

 

Een zelfstandige heeft geen recht op deze verlofregelingen, maar betaald door de korting op de IACK wel mee aan de nieuwe regeling. Een zelfstandige ontvangt een ZEZ uitkering van het UWV, deze bedraagt voor 16 weken maximaal het minimum loon. Soms , als de zelfstandige een Arbeids Ongeschiktheids Verzekering heeft afgesloten, is er mogelijk een uitkering uit die verzekering. De uren die een zelfstandige normaal gesproken maakt tijdens de 16 weken bevallings en zwangerschapsverlof tellen mee voor de urencriterium. (Urencriterium, tenminste 1225 uur per jaar, voor toepassing van allerlei rechten op ondernemingsfaciliteiten, zoal zelfstandigenaftrek, startersaftrek enz.)  

 

3.        Geen aftrek scholingsuitgaven meer, STAP- Budget.

 

Met ingang van 2022 is er geen mogelijkheid meer om scholingskosten af te trekken. Daarvoor in de plaats is er vanaf 1 maart 2022 een STAP Budget, maximaal

 € 1000 per jaar, bij het UWV te krijgen. Betaling aan de opleider. Het moet gaan om een opleiding die bij het DUO in het scholingsregister staat. Voor personen jonger dan 30 jaar mag het geen OCW- erkende opleiding zijn, anders zou een studiefinanciering en STAP budget voor dezelfde opleiding kunnen worden verkregen.

 

4.        Vrijstelling subsidies voor vaste lasten.

 

De subsidies voor vaste lasten, die vanwege de coronamaatregelen zijn verstrekt, TOGG- subsidie en TVL -subsidie, zijn vrijgesteld van Inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, dit is nu in de  wet geregeld. De subsidies voor de personeelslasten, NOW- subsidies, zijn niet vrijgesteld van deze belastingen.

 

5         Box III vermogen en inkomensafhankelijke regelingen.

 

Tot 2021 werd er voor diverse inkomensafhankelijke regelingen, aansluiting gezocht bij het hebben van box III inkomen of niet. (b.v. bij huurtoeslag, eigen bijdrage verzorgingshuis, enzovoorts). Omdat het vrijgesteld vermogen box III nu extra verhoogd is (2022 € 50.650 per persoon), wordt voor die inkomens afhankelijke regelingen een ander vrijgesteld vermogen gehanteerd, € 31.747 per persoon voor 2022. Het box III gedeelte van de aangifte moet u dus blijven invullen, als u een vermogen van meer dan deze € 31.747 p.p. hebt.

 

6.        Wijzigingen Eigen Woning Regelingen

 

De rekenmethoden voor het bepalen van aftrekbaarheid rente voor de eigen woning zijn met ingang van 1 januari 2022 anders. Er wordt nu meer van een gezamenlijke benadering uitgegaan. Zo zal een Eigen Woning Reserve van slechts één van de partners, minder snel tot een deels niet aftrekbare rente leiden bij aangaan van een gezamenlijke lening voor een nieuwe gezamenlijke eigen woning.

 

Een Eigen Woning Reserve ontstaat bij verkoop van een eigen woning, als de woning meer opbrengt dan de lening voor die woning, en wordt geacht te worden gebruikt voor de nieuwe eigen woning, indien deze binnen 3 jaar wordt gekocht. Let op: bij scheiding en toedeling van woning aan één van de partners, ontstaat bij de partner die de woning niet krijgt toebedeelt meestal een eigen woningreserve.

 

De Eigen Woning Reserve gaat bij een huwelijk niet meer over op de huwelijkspartner, tenzij in algehele gemeenschap van goederen wordt getrouwd.

 

De faciliteit: Bestaande Eigen woning Schuld (Aflossingsvrije leningsmogelijkheid eigen woningschuld naar de stand op 1 januari 2013), is nu voor beide partners, en kan (door keuze) bij overlijden overgaan op de partner.

 

Rente voor een eigen woningschuld is slechts voor 30 jaar aftrekbaar. Als één van de partners al een aantal jaren renteaftrek heeft genoten en de ander niet, dan blijft dit bij die partner, en gaat niet over op de ander door huwelijk, of overlijden.

 

7.        IB 47? Vanaf 2022 weer BSN nummer registreren.

 

Als u iemand betaalt die niet als ondernemer bij u werkt en ook niet bij u in (fictieve) dienstbetrekking is, moet u die betalingen (zowel in geld als in natura) doorgeven aan de Belastingdienst. Dat doet u met een opgaaf IB47 voor eind van januari van het opvolgend jaar. Vanaf 2022 moet u naast naam adres en woonplaatsgegevens ook het BSN nummer in deze opgave vermelden. U moet dus vanaf 2022 het BSN nummer in uw administratie opnemen.

 

8.        Verworven recht op huurtoeslag.

 

Indien de huurprijs van een woning op enig moment door huurverhoging meer gaat bedragen dan de maximale huurgrens (dit is € 763,40 voor 2022) vervalt het recht op huurtoeslag voor die woning, maar ontvangt u al huurtoeslag voor die woning, dan blijft u dat ontvangen.

Als uw inkomen (of vermogen) te hoog wordt voor huurtoeslag en u dus geen huurtoeslag meer ontvangt, en wordt dit inkomen of vermogen later weer minder, dan komt u vanaf 1 januari 2022 toch weer in aanmerking voor huurtoeslag voor die woning, ook al is de huurprijs inmiddels hoger dan de maximale huurgrens. U moet dan wel nog in diezelfde woning wonen, waarvoor u eerder huurtoeslag hebt ontvangen. Verworven recht op huurtoeslag.

Tot 1 januari had je slechts een verworven recht op huurtoeslag, als je in de maand voordat de huurgrens overschreden werd, je huurtoeslag ontving. Vanaf 1 januari 2022 moet er ooit in het verleden huurtoeslag voor de woning zijn ontvangen, dus niet meer per sé in de maand voorafgaande aan de huurgrensoverschrijding.

 

9         Compensatieregeling eigen bijdrage kinderopvang.

 

De kinderopvangtoeslag is gedurende de maanden dat de kinderopvang gesloten was door corona steeds uitbetaald, zodat de facturen van de kinderopvang betaald konden worden. De eigen bijdrage, wordt, omdat de opvang gesloten was, terugbetaald (of is terugbetaald) door het SVB. Verdere info is te vinden op SVB.nl

 

10.      Verder veranderingen toeslagregelingen.

 

Kinderen van voormalige ex-toeslagpartners worden nu voor de toeslagen hetzelfde behandeld als eigen kinderen. Als je een niet eigen kind van een ex –partner in huis neemt, ontstaat bijvoorbeeld recht op KGB, (Kind Gebonden Budget). Dit kind wordt geen toeslagpartner, zolang het jonger dan 27 jaar is.  

 

Een van de eisen voor kinderopvang is dat je (beiden) gewerkte uren moet hebben. Uitzondering voor het hebben van gewerkte uren was er voor studenten, re-integreerders of inburgeraars. Per 1 januari 2022 komt hier een categorie bij. Personen die, voor langer dan 3 maanden, in detentie zitten.

 

Als er een minderjarige tot het huishouden behoort die geen verblijfstatus heeft, vervalt de huurtoeslag niet meer. (Nu werd als er een baby werd geboren bij een statushouder, de huurtoeslag op € 0 gezet, totdat de baby ook een status kreeg)

 

11.      Vrijstelling vergoeding van thuiswerkkosten € 2 per dag.

 

Vanaf 1 januari 2022 is een thuiswerkvergoeding van € 2 per dag gericht vrijgesteld. Vergoeding van de extra verwarmings, elektrakosten, koffie enz. Voor een thuiswerkdag mag deze € 2 vrijgesteld vergoedt worden óf de reiskosten naar de vaste werkplek, niet beiden. Heeft de werknemer een auto/fiets van de zaak of een OV- jaarkaart, dan kan de thuiswerkvergoeding slechts gegeven worden voor de dagen dat er in het geheel niet naar de vaste werkplek wordt gereisd. Vaste werkplek is de plek waar op jaarbasis 40 dagen of meer naartoe gereisd wordt.

Wanneer er meer dan 128 dagen per jaar gewerkt wordt, kan een vaste reiskosten/ thuiswerkvergoeding per maand gegeven worden. (Bij de berekening van een vaste reiskosten/thuiswerkvergoeding, wordt dan uitgegaan dat een jaar 214 werkdagen heeft). 

 

12.      Ter beschikking stellen van voorzieningen op de thuiswerkplek.

 

ICT middelen, zoals het internetabonnement, laptop en beeldscherm, noodzakelijk op de thuiswerkplek, kunnen gericht vrijgesteld ter beschikking gesteld worden. Vanaf 2022 ook als er voor privé gebruik betaald wordt door de werknemer. Bijvoorbeeld: een internetabonnement wordt slechts voor de thuiswerkdagen vergoedt. (bij 2 thuiswerkdagen 2/5 vergoeding abonnement).

 

Noodzakelijke Arbo middelen, bureaustoel, beeldschermbril, veiligheidsschoenen enz. kunnen gericht vrijgesteld op de arbeidsplek ter beschikking gesteld worden, maar hiervoor mag geen eigen bijdrage verlangt worden. (alleen als werknemer een luxer model wil, kan een bijdrage voor deze meerkosten gevraagd worden). Niet noodzakelijke Arbo middelen, bijvoorbeeld fiets, gezondheidscheck, sportieve activiteiten, kunnen niet gericht vrijgesteld vergoed worden. (Deze vallen dan in de vrije ruimte van de werkkostenregeling, of worden verloond).

 

13.      Te hoge premie WW ingehouden bij tijdelijke uitbreiding uren van een vast arbeidscontract.     

 

Met ingang van 1 januari 2020 werd wanneer er tijdelijk een uitbreiding van uren werd gegeven, gesteld dat er dat er dan altijd nieuwe arbeidsovereenkomst was, voor die uren, en moest de hoge premie WW worden ingehouden. Dit blijkt juridisch dus niet zo te zijn. (Alleen als het gaat om een duidelijk andere functie met ander inhoud, kan dit zo zijn). De te hoog ingehouden premie kan middels correctieberichten voor de jaren 2020 en 2021 teruggevorderd worden. Ook voor 2022 is men dan de lage premie WW verschuldigd. Er wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving, zodat in 2023 wel weer de hoge premie WW verschuldigd zal zijn.  

 

14.      Binnen twee maanden werknemer weer uit dienst? Alsnog hoge WW premie verschuldigd.

 

Ongeacht het soort arbeidscontract, of reden van uit dienst gaan, is alsnog de hoge WW premie verschuldigd, wanneer een werknemer binnen twee maanden na indiensttreding, uit dienst gaat.

 

Soms wordt er, als er nieuwe software voor salarissen wordt gebruikt, door het UWV aangegeven, dat er vanwege deze twee maands regeling alsnog hoge WW verschuldigd zou zijn, maar dit is niet altijd juist. Soms zijn de oude ikv (inkomstenverhoudingsgegevens) en juiste datum indiensttreding niet goed overgenomen! Let dus op bij het opnieuw inrichten van de salarisadministratie, dat de gegevens juist worden overgenomen uit de oude administratie.

 

Als iemand uit dienst gaat en er transitievergoeding betaald wordt, is hierover geen WW-premie verschuldigd. Transitievergoeding is loon uit vroegere dienstbetrekking, waarover geen werknemerspremies verschuldigd zijn. (In aangifte loonheffing IKV 62 aangeven!)

 

15.      BOR, Bedrijfs Opvolgings Regeling.

 

Verkrijg je een onderneming, of een deel van de onderneming, middels schenking of vererving en zet je die voor tenminste 5 jaar voort, dan is geen erf of schenkingsbelasting bij verkrijging van ondernemingsvermogen verschuldigd over:

- 100% van het verschil tussen de liquidatiewaarde en goïng concernwaarde. (Soms, vooral bij agrarische bedrijven, is de liquidatiewaarde hoger dan de goïng concernwaarde)

- 100% over ondernemingswaarde vermogen tot € 1.119.845 en 83% over het meerdere.

 

De onderneming moet bij de schenker 5 jaar in bezit zijn, bij verkrijging door overlijden moet de onderneming 1 jaar in het bezit van de erflater zijn.

 

Ondernemingsvermogen is het vermogen dat voor voortzetten van de onderneming nodig is. Beleggingsvermogen mag tot 5% van het ondernemingsvermogen worden meegenomen in de vrijstelling, mits dit belegd vermogen niet in de 5 jaren voorafgaand aan schenking of vererving is ingebracht in de onderneming.

 

Let op: als je de structuur van de onderneming na verkrijging met vrijstelling wil veranderen zijn voorwaarden gesteld om niet alsnog de erf-schenkbelasting verschuldigd te zijn.

 

16.      Uitspraak Hoge Raad over box 3 heffing gedaan op 24 december 2021.

 

De Hoge Raad heeft op 24 december voor een belastingplichtige, die over 2017 en 2018 meer belasting box 3 betaald had, dan hij aan werkelijk inkomen over het vermogen had ontvangen, uitgesproken dat slechts over dat werkelijk inkomen belasting verschuldigd is. Het forfaitair stelsel zoals die vanaf 2017 geldt, is volgens de Hoge raad voor een deel van de belastingplichtigen geen ‘fair balance’ tussen de belangen van het betrokken individu en het algemene belang.

 

Bezwaren tegen de belastingen box 3 over 2017 en later zullen nu door de belastingdienst afgehandeld gaan worden met inachtneming van deze uitspraak. De hoge raad heeft niet expliciet aangegeven hoe de belasting vastgesteld moet gaan worden.  

 

Als er geen bezwaar gemaakt is tegen de box 3 heffing zal vooralsnog geen verandering van deze heffing voor de reeds afgelopen jaren plaatsvinden. Hier moet nog beleid voor gemaakt worden, maar de eerste tekenen zijn niet gunstig.

 

Het is dus belangrijk als je in een soortgelijke positie verkeerd als degene in dit arrest, je voor de nog niet vaststaande aanslagen bezwaar maakt tegen de box 3 heffing.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2021:1963

 

 

Wij hebben deze nieuwsbrief zo zorgvuldig mogelijk samengesteld. Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor onjuiste of onvolledige informatie. Niets uit deze uitgave mag zonder onze toestemming worden overgenomen.




Navolgend gepubliceerd:  Januari 2020

 

Geen premie Zorgverzekeringswet verschuldigd bij omzetting FOR in lijfrente.

 

Als de FOR (Fiscale Oudedags Reserve) wordt omgezet in een lijfrente, dan is er voor het bedrag van de omzetting geen premie ZvW meer verschuldigd. Dit naar aanleiding van een uitspraak van de hoge raad op 23 november 2018. Vanaf 2020 is dit wettelijk geregeld in de zorgverzekeringswet. De belastingdienst voert het arrest al uit vanaf 23 november 2018. Let op, dat dit zo wordt gedaan. Mogelijk moet bezwaar aangetekend worden tegen de aanslag Zorgverzekeringswet.

 

 

Saldolijfrenten en hybride lijfrenten.

 

Zuivere saldolijfrente, lijfrenten waarvan de premies nooit (ook niet deels) afgetrokken konden worden in box I, gaan per 31 december 2020 over naar box III. Er moet dan 45% IB betaald worden over de hogere waarde, dan het totaal van de premiestortingen.

 

Voor hybride lijfrenten, dit zijn lijfrenten waarvan wel een deel van de premie afgetrokken is in het verleden, blijft het zoals het nu is. Bij het ingaan van de lijfrente, moet worden bepaald welk deel van alle premies niet was afgetrokken. De uitkeringen uit deze lijfrente zijn (meestal) tot aan het bedrag van, de niet in het verleden afgetrokken premies, belastingvrij. Daarvoor dient wel een “saldoverklaring niet afgetrokken premies” met de belastingdienst geregeld te worden.


Inlenersaansprakelijkheid.

 

In art 34.1 van de invorderingswet 1990 is de aansprakelijkheid voor de loonbelasting en omzetbelasting voor een inlener van werknemers vastgelegd. Indien je personeel inhuurt, die onder jouw leiding en toezicht werkt, meestal via uitzendbureaus, dan ben je als inlener hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting en omzetbelasting, die de uitlener moet betalen voor deze werknemers. Betaalt de uitlener niet, dan kan de belastingdienst bij jou op de stoep staan voor de niet betaalde belastingen. Dit risico is tegenwoordig groter, omdat uitzendbureaus geen vergunning meer nodig hebben. Om het risico te managen is het verstandig om het volgende in acht te nemen:

 

Staat de onderneming van de uitlener in het SNA (Stichting Normering Arbeid) register als NEN-gecertificeerde onderneming, en je stort volgens de afspraken 25 of 20% van de factuur op de G-rekening van dit NEN-gecertificeerd bedrijf, dan loop je geen risico. Check het NEN- certificaat regelmatig op de site van de SNA.

 

Anders: 

    1. check de Kamer van Koophandel inschrijving van de uitlener,
    2. vraag deze uitlener om verklaring betalingsgedrag (eenvoudig op te vragen bij de belastingdienst ziet link: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/programmas_en_formulieren/verklaring_betalingsgedrag_nakoming_fiscale_verplichtingen )
    3. leg identiteit vast van degene die ingehuurd wordt (kopie paspoort, BSN nummer)
    4. Betaal (zo mogelijk) een gedeelte van de factuur (bijvoorbeeld 25%) naar een G-rekening van de uitlener. Met gelden van de G-rekening kan uitsluitend loonheffing en omzetbelasting betaald worden. Voor het op de G-rekening gestort bedrag is inlener gevrijwaard van deze aansprakelijkheidsstelling.

      Premies WW werknemers na 2020.       

       

      Tot 2020 bestond de totale premie WW uit een algemeen gedeelte (WW-Awf 3,6%) en een sector gebonden opslag (0% tot 3,95%). De premie wordt voor alle sectoren hetzelfde, echter de premie voor personeel met een schriftelijk arbeidscontract voor onbepaalde tijd wordt 2,94% en voor personeel met een tijdelijk arbeidscontract 7,94%. Let op dat wanneer je de lage premie gaat hanteren, er een ondertekend arbeidscontract voor onbepaalde tijd moet zijn, én dit mag geen oproepovereenkomst zijn. Personeel met korte contracten zijn hierdoor 5% duurder dan personeel met vaste contracten.

      Bij een oproepovereenkomst heeft een werknemer vooraf geen zekerheid over het aantal te werken uren. Bijvoorbeeld: Nulurencontracten, Min- Max contracten. De zogenaamde Jaarnormcontracten zijn geen oproepcontracten. Dit zijn contracten waarvan het totaal aantal uren per jaar vaststaat, een gelijk bedrag per maand uitbetaald wordt, en in het seizoen meer gewerkt wordt dan buiten het seizoen. Ook wachtdiensten en tijd voor tijd regelingen maken van het arbeidscontract geen oproepcontract. De werkgever is met ingang van 1 januari 2020 verplicht op de loonstrook te vermelden of er sprake is van een contract voor onbepaalde tijd, een schriftelijke overeenkomst, een oproepcontract.

       

      Het lage percentage geldt altijd voor:

      - werknemers met een BBL (Beroeps Begeleidende Leerovereenkomst),

      - of werknemers jonger dan 21 jaar, die minder dan 12 uur per week werken, (wordt per maand bepaald)

      - of degenen die een uitkering van de werknemersverzekeringen ontvangen.

       

      Het percentage kan achteraf naar hoog worden bijgesteld:

      - indien iemand met een vast contract binnen 2 maanden (proeftijd) wordt ontslagen,

      - of wanneer iemand een contract heeft voor minder dan 35 uur per week, en er op jaarbasis meer dan 30% meeruren verloond zijn, dan de contracturen. (Dit is voor de COVID jaren, 2020 en 2021 niet van toepassing)

       

       

      Transitievergoedingen na 2020.            

       

      Met ingang van 1 januari 2020 is bij ontslag op initiatief van de werkgever (dus ook bij einde tijdelijk contract) altijd een transitievergoeding verschuldigd. Tot en met 2019 moest er sprake zijn van een dienstverband van 2 jaar of meer.

      De transitievergoeding bedraagt 1/3 maandsalaris per dienstjaar. Er geldt vanaf 1 januari geen verhoging meer van deze vergoeding. (zoals het geval was voor 50 plussers, of wanneer een dienstverband langer dan 10 jaar had geduurd) De vergoeding wordt geheel proportioneel berekend.

       

      De transitievergoeding die betaald wordt, omdat een arbeidscontract beëindigd wordt na twee jaar ziekte van een werknemer, wordt aan de werkgever vergoedt door het UWV.

      Vergoeding ook indien een kleine werkgever (minder dan 25 werknemers) zijn bedrijf beëindigt door ziekte, bereiken AOW leeftijd, of overlijden

       

      Maatregelen met betrekking tot arbeidscontracten uit de wet WAB (Wet arbeidsmarkt in balans).

       

      Er mag met ingang van 1 januari 2020 weer 3 jaar met opvolgende tijdelijke contracten worden gewerkt. (was 2 jaar). Na 3 opvolgende tijdelijke contracten kan alleen nog een contract voor onbepaalde tijd aangeboden worden. Is de periode tussen twee opvolgende tijdelijke contracten langer dan 6 maanden, dan volgt er een nieuw 3 jaar periode. (Deze tussenliggende periode kan in een Cao, waar sprake is van voortdurend terugkerend tijdelijk werk, denk aan seizoensarbeid, verkort worden naar 3 maanden). Als leerkrachten worden ingehuurd voor vervanging wegens ziekte, geldt geen beperking van 3 jaar.

       

      De oproepkracht moet nu minimaal 4 dagen van te voren schriftelijk worden opgeroepen. (Mag per e-mail). Annuleer je een oproep niet minimaal 4 dagen van te voren, dan heeft de oproepkracht recht op het loon van de oproep.

       

      Na 1 jaar moet een oproepkracht vaste uren aangeboden krijgen gebaseerd op het gemiddeld aantal uren van de afgelopen 12 maanden. De oproepkracht kan besluiten alles bij het oude te laten. Niet aanbieden van zo’n (al dan niet tijdelijk) contract, geeft de oproepkracht recht op claimen van loon gebaseerd op het aantal uren van de afgelopen 12 maanden.

       

      De opzegtermijn van een Nulurencontracten wordt voor een werknemer 4 dagen.

       

      Bij payrolling gaan dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden (primair en secondair) voor de payroll medewerkers als voor de eigen werknemers. Toepassen van de soepelere bepalingen van een uitzendovereenkomst mogen bij payrolling niet meer. (bijvoorbeeld meerdere tijdelijke overeenkomsten in de eerste 78 weken, wachtdagen bij ziekte, en vele andere wat soepelere bepalingen).

       

      Het ontslagrecht wordt iets soepeler, er kan nu op grond van een cumulatiegrond, oftewel combinatie van ontslaggronden, ontslag worden aangevraagd. Bijvoorbeeld disfunctioneren en verwijtbaar handelen. Het totaal wordt dan door de rechter gewogen. De rechter kan in dat geval wel de transitievergoeding verhogen met maximaal 50%.

       

      De voorgenomen uitbreiding van de proeftijd bij direct aanbieden van een contract voor onbepaalde tijd (naar 5 maanden) of bij een meerjarig tijdelijk contract (naar 3 maanden) gaat niet door.


      Wonen in Nederland werken in Duitsland.

       

       

      Als je in Nederland woont en in Duitsland werkt, doe je in Nederland aangifte voor het totale wereldinkomen. Met de reeds in Duitsland betaalde premies en belastingen wordt rekening gehouden. Het Duits loon wordt eerst naar Nederlands fiscaalloon omgerekend. Omrekentool op de site https://www.belastingdienst.nl/rekenhulpen/niet-nederlands_loon/. Een belastingverdrag met een land bepaald welk land belasting mag heffen. Voor Duitsland (en de meeste andere landen) geldt: Als je fysiek aanwezig bent voor het werk in Duitsland, dan heeft Duitsland het recht op belastingheffing. (Er zijn uitzonderingsregelingen: bijvoorbeeld minder dan 183 dagen aanwezigheid in een land). In de aangifte inkomstenbelasting vul je het omgerekend Duits loon in onder buitenlands inkomen. Omdat niet Nederland maar Duitsland gerechtigd is om belasting te heffen, wordt een vrijstelling van Nederlandse belasting afgetrokken van belasting in box I. (verhouding buitenlands inkomen box I t.o.v. wereldinkomen box I, maal Nederlandse belasting over dit totale wereld inkomen box I). Vervolgens worden de aftrekposten, o.a. aftrek eigen woning, ingevuld. Nu kan het zijn, wanneer er bijvoorbeeld alleen maar Duits loon is, dat deze aftrekposten niet leidt tot een voordeel, omdat er geen Nederlands belasting wordt geheven. Deze aftrekpost zou je kunnen doorschuiven naar andere jaren. Óf: Toepassen van de compensatieregeling. (alleen met Duitsland en België is een compensatieregeling afgesproken).

       

      Als je in Nederland minder belasting zou hebben betaald, dan je nu feitelijk in Duitsland betaald, dan kom je in aanmerking voor compensatie. Deze compensatie vraag je door invulling van de aangifte, en aan te geven dat je gecompenseerd wilt worden. (Voor België is compensatieregeling verplicht en kun je aftrekposten niet naar andere jaren doorschuiven). De Spiegelbeeld situatie is van toepassing als je woont in Duitsland en werkt in Nederland.

      Navolgende gepubliceerd januari 2019

       

       

       

      Buitenlands belastingplichtige werknemers, heffingskortingen en loonheffingskortingen.

       

      Ben je niet woonachtig in Nederland, maar werk je in Nederland in een dienstbetrekking, dan gaat er met ingang van 2019 iets veranderen.

       

      In Nederland werkende werknemers betalen normaal gesproken inkomstbelasting én premies volksverzekering. Dit zit verwerkt in de tarieven van de belastingschijven. Van de berekende inkomstenbelasting en premies volksverzekering gaan de heffingskortingen af. Heffingskortingen bestaan uit een belastingdeel (korting voor inkomstenbelasting) en een premiedeel (korting voor de premies volksverzekering).

       

      Als je als hebt aangegeven dat er bij salarisbetaling rekening gehouden moet worden met de loonheffingskortingen, dan wordt er bij de uitbetaling rekening gehouden met de gehele algemene heffingskorting (AHK) en de gehele arbeidskorting (AK).

      Vanaf 2019 wordt, voor de in het buitenland woonachtige werknemers, met uitzondering van de in België wonende werknemers, niet meer met de gehele algemene heffingskorting rekening gehouden bij de loonuitbetaling. Slechts nog met het premiedeel van deze heffingskorting wordt rekening gehouden. Woon je buiten de EER, Zwitserland en BES eilanden, dan geldt dit ook voor de arbeidskorting, ook hiervan raak je dan bij de loonuitbetaling een deel kwijt.

       

      Woon je bijvoorbeeld in Duitsland en ben je een, in Nederland werkende werknemer, dan daalt je netto maandloon als gevolg van deze maatregel. Maar ben je wel een zogenaamd kwalificerende buitenlands belastingplichtige (meer dan 90% van het inkomen is dan afkomstig uit Nederland) dan krijg je dit gedeelte van de heffingskorting alsnog door het doen van aangifte inkomstenbelasting in Nederland.

       

      Woon je in Engeland en ben je een in Nederland werkende werknemer, dan verlies je per 1 januari het belastingdeel van de algemene heffingskorting bij de salarisbetaling, én, zoals het er nu uitziet, per 29 maart ook het belastingdeel van de arbeidskorting, omdat je geen EU burger meer bent, en Engeland behoort dan ook waarschijnlijk niet tot de EER.

       

      De werkgever is verantwoordelijk voor de juistheid van het inwonerschap. Een postadres, of tijdelijk adres in Nederland is niet genoeg voor binnenlandse belastingplicht. Waar de werknemer daadwerkelijk woont, bepaald het inwonerschap. Zet het buitenlands woonadres op de loonstrook. (Niet een eventueel tijdelijk Nederlands woonadres). In geval van twijfel kan duidelijkheid omtrent de fiscale woonplaats met een woonplaatsverklaring verkregen worden. Deze wordt afgegeven door de belastingdienst van het woonland.